23/2/20 — Tinogasta — Party time
Via prachtige routes doorkruisten we de provincies San Juan en La Rioja. We volgden de Ruta 40 noordwaarts langs het “Famatina”-massief (vertaald uit de inheemse taal “Moeder van de metalen”) en deden onze boodschappen bij de groenten- en fruitkraampjes in Chilecito (klein Chili). Aan het einde van de 19de eeuw staken heel wat Chilenen de Andes over om in de mijnen te gaan werken. Dit kleine dorpje dat voorheen San Rita heette veranderde daarom van naam. Regelmatig zagen we kreten als "Nee tegen mijnbouw” en "We kunnen leven zonder goud maar niet zonder water" op panelen of huizen geschilderd. Famatina wordt immers voortdurend bedreigd door mijnbouwprojecten, die tot dusver met succes zijn stopgezet door de voortdurende inspanningen van naburige gemeenschappen.
Na een rit van ongeveer zes uur staken we uiteindelijk de grens met Catamarca over. Op aanraden van Ella en Harry en nog enkele andere overlanders kampeerden we temidden de oase van Camping Los Olivos. Hugo zag er heel avontuurlijk uit. Hij zat helemaal onder de rode modder van de slechte weg erheen.
We ruilden short en T-shirt voor een lange broek en dikke trui. Het had de hele dag geregend in Tinogasta en bijgevolg was het koud en vochtig. Monique, Carlos en hun dochters maakten echter van deze plek een warme thuishaven. Monique vertelde over het reilen en zeilen achter de schermen van de provincie Catamarca. En dat waren niet altijd rooskleurige verhalen. Hoe bijvoorbeeld haar pogingen om zich samen met andere milieuactivisten te verzetten tegen de destructieve mijnbouw in de provincie tot een moordpoging hebben geleid!
Carlos leerde ons dan weer de geheimen van zijn kruidentuin en dochter Ambar imponeerde ons met haar artistieke capaciteiten en niet aflatende ijver.
In het dorp stond alles in het teken van het oogstfeest “Vendimia 2020”. Traditiegetrouw werd het ingezet met een missverkiezing voorafgegaan door de goedkeuring van meneer pastoor. De andere avonden stonden in het teken van muziek en folklore. Samen met Monique en Ambar zetten we de bloemetjes buiten en onze mannen... die lieten we de wacht houden op het Los Olivos-terrein. Tijdens de dag maakten we kennis met fijne buren, lokale architectuur en artisanale producten. Maar ook aan dit mooie liedje kwam een eind. Na een week lieten we het ondertussen zonovergoten Tinogasta en de feesten achter ons en reisden verder.
29/2/2020 — Cafayate — Waar wijn is, is een weg
In Fuerte Quemado, enkele kilometers voor Cafayate, hielden we halt op de wijnboerderij van een Italiaanse familie. De afslag vanaf de Ruta 40 bleek helemaal geen zijweg te zijn maar de oprijlaan naar de boerderij. Het was er zo zalig rustig dat we de eerste twee dagen niets anders deden dan lezen en slapen. We besloten te blijven en van daaruit wat dagtrips te maken.
In Cafayate schuimden we de artesania-marktjes af, trokken naar het wijnmuseum en bezochten een tweetal wijnerijen.
In Amaicha del Valle bevindt zich het Pachamama-museum. Een sierlijk en ongewoon gebouw dat vanaf de weg al meteen in het oog sprong. Het is ontworpen door de autodidactische schilder, beeldhouwer en ambachtsman, Héctor Cruz. Aan zijn project hebben geen architecten deelgenomen en het heeft zes jaar geduurd tot het museum klaar was. Maar het is dan ook een pareltje geworden.
Zijn privécollectie toont voornamelijk inheemse kunst en gebruiksvoorwerpen van de verschillende pre-Columbiaanse culturen uit de Calchaquí-valleien. Daarnaast waren er nog twee andere ruimten waar we enkel in het bijzijn van een gids de wandtapijten, schilderijen en sculpturen van Cruz konden bekijken.
We bezochten het museum en de ruïnes van Quilmes die ooit tot de inwoners van Calchaquí behoorden. Quilmes, daterend uit ongeveer 1000 na Christus, was een complexe inheemse stedelijke nederzetting die ongeveer 30 hectare besloeg en maar liefst 5000 mensen huisvestte. Helaas overleefden ze de inval van de Spanjaarden niet die in 1667 de resterende 2000 inwoners naar Buenos Aires deporteerde. Onder tromgeroffel woonden we een offerritueel aan Pachamama bij. Het is een van de oudste en meest heilige rituelen waarmee de mensen van de Andes hun enige godin bedanken: Moeder Aarde.
2/3/2020 — Villa Tulumba — Andalusië in Argentina
Het had pijpenstelen geregend en we lieten het natte Cafayate achter ons. Maar regen en wind horen nu eenmaal onlosmakelijk bij de natuur en ook op die momenten zorgt ze voor spectaculaire uitzichten. Onze weg kronkelde door een bewolkt maar indrukwekkend landschap, langs het provinciaal park Cumbres Calchaquies naar Tafi del Valle. Bij een frisse 12 graden klommen we langs besneeuwde bergtoppen bezaaid met cactussen… een speciale combinatie. Aan een regionaal kraampje kochten we wat kruiden en coca-bonbons van enkele jonge verkoopstertjes. Eens over de hoogste piek daalden we af naar wat op een subtropisch regenwoud leek. En tenslotte eindigden we in het vredige Tafi op ongeveer 100 kilometer van San Miguel de Tucumán. Hier geen schamele huisjes maar chique buitenverblijven van rijke Tucumanen.
Nog lager reden we langs eindeloze suikerrietvelden en belandden uiteindelijk in Monteros waar de temperatuur ondertussen was opgelopen tot 40 graden. We vonden er een parel van een restaurant met een crème van een uitbater. We deelden onze muziekfavorieten en onze nieuwe passie voor grote dame Mercedes Sosa, dé stem van Latijns-Amerika. Toeval of niet maar de familie Sosa is er klant aan huis en haar broer zat enkele tafeltjes verderop te lunchen. Juan Carlos, in de wolken met zijn Belgische gasten en onze gemeenschappelijke interesses, legde ons meteen vast op foto.
Afgekoeld en vol positieve energie zetten we de route verder tot we uiteindelijk bij zonsondergang in een dorpje ver van de bewoonde wereld belandden, Villa Tulumba. We waanden ons een beetje in het Spaanse Andalusië. Geplaveide straten, adobe huizen en een opmerkelijke stilte. In de tuin van Juanchi was nog plaats om een jeep te parkeren. We werden er warm onthaald en de deur van hun huis stond letterlijk en figuurlijk open voor iedereen. De vrouw des huizes, Lucrecia, heeft Belgische roots en dat schepte meteen een band. We mochten hun fietsen gebruiken en verkenden zo het stadje. Beetje aan de conditie werken kan nooit kwaad.
Villa Tulumba ligt op enkele kilometers van de historische RN9 of Camino Real, de Spaanse weg van Lima en Potosí naar het huidige Argentinië. Het was de route die de eerste Europese kolonisten in het gebied, de stichters van de stad Córdoba, en de jezuïtische missionarissen volgden. We reden van de ene slaperige stad naar de andere: Jesús María, Santa Catalina en Totoral. Bijna elke stad had een goed bewaarde estancia (groot boerenbedrijf). Elke estancia had een kerk of kapel, vertrekken voor de priesters, de slaven en de indígenas (inheemse bevolking), werkplaatsen, boerderijen en heel veel land voor het kweken van vee. De vier overgebleven jezuïetenestancia’s zijn door de Unesco tot werelderfgoed verklaard. Wij pikten de mooiste uit het aanbod, Estancia Santa Catalina, maar botsten op een gesloten deur. De estancia is privé-bezit en kon helaas niet bezocht worden. We moesten het dus stellen met de buitenkant, een fris pintje en een spelletje tafelvoetbal in het café van de buurman.
Tot onze verbazing en ongenoegen zagen we langs de hoofdweg het ene reclamenbord na het andere voor de herbicide glyfosaat ‘Roundup’ die hier nog volop in gebruik is en waar geen geheim van gemaakt wordt.
De laatste avond ontpopte Juanchi zich tot maestro asador en werden we uitgenodigd op een heerlijk en muzikaal BBQ-festijn. Suna Rocha, Argentijnse foklorezangeres en vriendin des huizes, zorgde voor de muzikale omlijsting. De volgende ochtend, enkele uren later was dat, bracht ze ons zoals beloofd en bij wijze van afscheid nog een CD. Een vrouw van haar woord.
Met de ontwikkeling van intensieve landbouw roeiden de jezuïeten praktisch alle vroegere beschavingen in deze streek uit. Sommige kostbare overblijfselen zoals rotsschilderingen vonden we terug in een van de mooiste precolumbiaanse vindplaatsen van Argentinië: Cerro Colorado.
Het dorpje dat maar enkele straten groot is, ligt aan een rivieroever in een diep, pittoresk dal tussen drie bergen. Samen met een gids en enkele andere bezoekers werden we rondgeleid in het Reserva Cultural Natural die de tekeningen, die tussen 1000 en 1600 in de roze rotswanden zijn gekrast en geschilderd, beschermt. Tijdens de rondleiding leerden we Raúl en zijn vrouw Sandra kennen. Het klikte meteen en na onze gezamenlijke lunch trokken we de bergschoenen aan en klommen samen naar de top van de Cerro Colorado. Het kostte ons heel wat zweet en acrobatentoeren om naar boven te klauteren. Maar eens boven genoten we van het prachtige uitzicht en met een voldaan gevoel en de nodige voorzichtigheid kropen we, soms op handen en voeten, naar beneden.